Kruipruimte - Gedichten (Recensie Jan Oegema)

 



Het blijft ongemeen boeiend Lloyd Haft te volgen. Zijn psalmen, zijn vertalingen (Tau-te-tsjing!), de interviews op tv. Nu is er Kruipruimte, zijn veertiende dichtbundel. Helemaal Haft, precies, diep, licht, woorden zoekend bij tradities, vermoedens, ervaringen. De dichter als verkenner en gids. Je moet het leven aanstaren!

- Jan Oegema, auteur van o.a. Keizersdrama: Lucebert Opnieuw (2024)


Lloyd Haft (1946) heeft een nieuwe bundel, Kruipruimte, zijn veertiende. Haft is Amerikaan, Nederlander, Taiwanees, sinoloog, psalmherdichter, mystiekkenner – hij is een auteur die werelden verbindt. Zijn ingang is de natuur, de woorden die daarbij horen zijn de simpelste die er zijn: wind, water, vuur, licht, bomen, rotsen, steen, adem. Wat is het mooi om een gedicht lang te kunnen zien zoals zijn mooiste ikken zien. In de rots in zee een ander ik herkennen. Als de zon opkomt de adem horen in de wind. Weten dat er licht wacht in het smerige en duistere – in ‘slib, droesem, drek’, met een formulering uit deze bundel.  

Zien, het heeft een eigen kwaliteit bij deze dichter, hij doet of kan iets wat jij vergeten lijkt. Kijken naar dingen zoals je naar muziek luistert, buiten de woorden om. Een kijken dat verandert in zien. Niet het grote zien van het inzicht, nee, het grote zien van het voor-het-eerst-zien. Misschien kun je het ‘schouwen’ noemen, met een term uit de letterkunde van honderd jaar terug.  

Haft beweegt zich in een contemplatieve traditie waarin het gedicht instrument is van wijsheid en nuchterheid, verstilling en zelfonderzoek. Evenals Lao Zi en Vasalis, evenals Meister Eckhart en Wang Yangming, kan hij toe met weinig. Hij kan het raak zeggen, in korte regels; in deze bundel doorgaans twee per strofe. Het juryrapport van de Ida Gerhardt Poëzieprijs 2004 stelt het met verwondering vast, hoe radicaal hij durft te zijn, hoeveel hij weg durft te laten. Het maakt zijn poëzie spannend en uitdagend, als je als lezer bereidt bent mee te gaan in al dat wegdoen en uitkleden. 

Wat daarbij helpt is de geestigheid van deze poëzie, haar humor en lichtheid. De spitse taal die je bij de les houdt. De onverwachte woorden, de literaire knipogen: ontworden, ontwachten, meewachten. De mooie titels, de motto’s. Dit is kunsttaal in optima forma, er gebeurt je als lezer iets wat de dichter gebeurt wanneer hij een zekere keramiste beschrijft. Zij is bezig met natte klei en terwijl haar handen doende zijn, ziet hij voor zich hoe er licht ontsnapt, uit die klei en die handen. Als lezer van deze poëzie heb je een vergelijkbare sensatie.

‘Ligt het licht ook daar ónder,’ vraagt hij zich af, ‘wacht het mee?’ En dan, na een witregel: ‘in slib, droesem, drek?’ In Kruipruimte maak je mee hoe een dichter zijn taal boetseert, sterk vervuld van de idee van begin, van ontstaan, van schepping. Onwillekeurig doet hij denken aan een voorstelling uit de vroege Kabbala, volgens dewelke God de letters schiep door ze een voor een uit te houwen, met hamer en beitel. Soms lijkt het wel alsof Haft ook zoiets kan, niet met letters maar met woorden en korte zinnen. Dat hij ze laat klinken alsof ze voor het eerst klinken, pure adem, pure klank, wachtend op betekenis. 

Wachten is, samen met zien, een belangrijk motief in deze poëzie. Wachten en meewachten. Mee met wie? Wachten waarop? Ons betere ik, onze betere god? Misschien is het meest troostvolle dat deze gedichten je te bieden hebben het feit dat het zin heeft, wachten. Dat er momenten van vervulling zullen zijn, vaak natuurlijk niet voorzien. Bijvoorbeeld als je een keramiste observeert, haar handen aan het werk ziet en opeens weet dat die handen meer weten dan jij. 


Ligt het licht ook daar ónder,
wacht het mee

in slib, droesem, drek?
Ik vraag het, 

zie het antwoord al:
je hand.


        Haft laat zijn laatste bundels vergezeld gaan van korte nawoorden, ook bij Kruipruimte is dat het geval. Het is boeiend hem te horen over de denkers en dichters die hem inspireren, over zijn biografische achtergronden. Hij is 78 nu, een optelsom van invloeden, filosofisch en poëtisch, religieus en mystiek, westers en oosters – begrijpelijk dat je als ouder wordende dichter een verlangen krijgt naar zelfverklaring. Je zou willen dat Haft zich evenals Johannes van het Kruis zich nog eens aan beschouwingen waagt en probeert te achterhalen wat hem als dichter in zijn poëzie zoal is toegevallen, bijna een halve eeuw lang. 


Jan Oegema, 13 september 2024


Comments

Popular posts from this blog

Impressions of Herman Gorter: Selected Poems

Introduction to Herman Gorter: Selected Poems - by Lloyd Haft